Jodiumhoudend contrastmiddel
Deze informatie gaat over jodiumhoudende contrastmiddelen die bij radiologische onderzoeken in bloedvaten worden ingespoten, zoals bij een CT-scan of een angiografie (onderzoek en/of behandeling van bloedvaten).
Het gaat niet om het drinken van deze vloeistof. Ook andere vloeistoffen, zoals toegediend voor een röntgenonderzoek van de darmen (bariumpap), MRI-onderzoek, contrast in het gewricht, contrastmiddelen van de oogarts of onderzoek op de afdeling nucleaire geneeskunde vallen hier buiten.
Moderne jodiumhoudende contrastmiddelen zijn veilige middelen, waarbij slechts zelden bijwerkingen worden gezien.
Bij sommige patiënten is er kans op beschadiging van de nieren.
Effect op de nieren
Het belangrijkste probleem dat zich kan voordoen is een tijdelijke of blijvende verslechtering van de werking van de nieren.
Deze problemen kunnen zich vooral voordoen bij:
- nieren die al slecht werken
- suikerziekte (diabetes mellitus)
- combinatie van suikerziekte met slecht werkende nieren
- hart- en vaatziekten
- uitdroging
- gebruik van plastabletten
- gebruik van zogenaamde NSAID's. Deze middelen worden gebruikt tegen pijn en om ontstekingen te remmen. Veel gebruikt zijn Diclofenac, Ibuprofen en Naproxen. Wil je weten of de geneesmiddelen die je gebruikt tot de groep NSAID behoren, dan kun je hiernaar informeren bij je apotheek, huisarts of specialist. Ook kun je dit via internet opzoeken, bijvoorbeeld bij www.apotheek.nl
- gebruik van sommige andere medicijnen, o.a. bepaalde geneesmiddelen tegen hoge bloeddruk, zie ook hiervoor www.apotheek.nl.
- bloedarmoede
- te lage bloeddruk
- leeftijd boven 75 jaar
- ziekte van Kahler
- ziekte van Waldenström
Bij alle patiënten, waarbij contrastvloeistof via een bloedvat wordt toegediend, moet de nierfunctie worden bepaald. Dit wordt gedaan door middel van bloedonderzoek. De uitslag hiervan mag maximaal 12 maanden oud zijn.
Als blijkt dat de nieren niet goed werken
Als uit het bloedonderzoek blijkt dat de werking van de nieren onvoldoende is zal via een infuus voor en na het onderzoek extra vocht worden toegediend. Hiervoor word je opgenomen.
Medicijnen
Op de dag van het onderzoek mag je geen NSAID’s (zoals Ibuprofen, Naproxen, Diclofenac).
Als je Metformine gebruikt kan het zijn dat je deze 2 dagen tevoren niet mag innemen.
Je behandelend arts zal je hierover informeren.
Controle nierfunctie na het onderzoek
Soms is het nodig na de inspuiting van contrastvloeistof via een bloedvat, dat binnen maximaal 5 dagen de nierfunctie nogmaals moet worden bepaald door middel van bloedonderzoek. Als dit bij jou het geval is, hoor je dit van je behandelend arts.
Allergie
Mensen die op (veel) stoffen allergisch reageren of mensen met hooikoorts of astma hoeven niet bang te zijn voor een reactie op de moderne contrastmiddelen. Ook voor hen geldt dat allergische reacties zeldzaam zijn.
Ook als iemand in het verleden een reactie kreeg op contrastmiddel, is de kans op reactie bij de moderne middelen zeer klein. Alleen als het ging om een ernstige reactie, waarvoor behandeling noodzakelijk was, wordt geadviseerd om uit voorzorg tabletten te nemen. Deze kun je krijgen via de specialist die je heeft verwezen of via de afdeling radiologie in jouw ziekenhuis.
In uitzonderlijke gevallen zullen medicijnen worden ingespoten.
Allergie voor jodium
Allergie voor jodium op de huid heeft geen verband met eventuele reacties op het contrastmiddel. Er is dus geen bezwaar om bij deze patiënten contrastmiddelen toe te dienen.
Jodium en te snel werkende schildklier
Soms kan de geringe hoeveelheid vrij jodium in de contrastvloeistof een versnelde werking van de schildklier uitlokken. Dit is vooral het geval indien je schildklier al te snel werkt of indien je hiervoor behandeld wordt. Het is niet aangetoond dat er geneesmiddelen zijn die dit kunnen voorkómen. Meld jij je bij tekenen van versnelde schildklierwerking (zoals vermoeidheid, gewichtsverlies, niet verdragen van warmte, transpireren, nerveusheid, hartkloppingen) bij je internist of huisarts.
Zwangerschap
Tijdens de zwangerschap kan een zeer klein deel van de contrastvloeistof bij de ongeboren vrucht komen. Deze hoeveelheid is echter zo klein dat er geen zorg hoeft te bestaan voor nadelige gevolgen.
Borstvoeding
Een zeer klein deel van de contrastvloeistof kan in de moedermelk terecht komen en door de baby worden gedronken. Deze hoeveelheid is echter zo klein dat er geen zorg hoeft te bestaan voor nadelige gevolgen voor de baby. Het is dan ook niet nodig om de borstvoeding tijdelijk te stoppen.
Meer informatie
Als je meer informatie wenst over dit onderwerp of als je na het lezen van de informatie nog vragen hebt, neem dan contact op met:
- de specialist die je hebt verwezen;
- de afdeling radiologie, 040 - 286 48 32